Arzua Sobrado dos Monxes
Ik ben op tijd op en ga meteen naar het busstation. Ik informeer naar de plek waar de bus komt die ik moet hebben. Dan ga ik bij een bar op de bovenverdieping zitten en bestel koffie met een zoet verpakt cakeje. Dat is alles wat ze hebben. Als het tijd is ga ik naar de bus. Hij vertrekt om 9.15 uur. In een kwartier zijn we bij het vliegveld. Onderweg herken ik de plekken waar ik met Menno ben langs gelopen. Op het vliegveld willen meer mensen instappen dan de bus kan bevatten. Men besluit op bestemming te selecteren. Er ontstaat een chaos die een half uur kost. Na nog een half uur rijden zijn we in Arzua. Ik stap uit en wil mijn rugzak uit de bagageruimte onder de bus pakken. Daar zijn op het vliegveld vele zakken en tassen op en voor geplaatst. Als ik mijn rugzak uitgegraven heb, is het 10.30 uur. Ik begin meteen te lopen. Bij het verlaten van Arzua moet ik even zoeken naar de goede weg. De kaarten in de Nederlandse gids zijn veel te summier om op te navigeren. Zeker als je tegen de beschrijving in loopt. Ik ben blij dat ik gisteren speciaal voor de kaarten nog een Rother-gids hen gekocht. Goede geografische kaarten zijn hier niet te vinden. Na een klein omweggetje kom ik, nadat ik een boerin de weg heb gevraagd, op de goede route. Door een mooi glooiend coulissenlandschap loop ik in tweeënhalf uur naar Boimorto. Bij een bar, waar alleen autochtonen zitten, lunch ik. De tortilla die ik krijg is de beste die ik ooit heb gegeten. Om 14.00 uur ga ik weer op weg. Het is prima weer om te lopen, half bewolkt, er waait een briesje en de temperatuur ligt rond de 23 graden. Het meeste plezier beleef ik aan het feit dat im weer alleen loop. De enkele loper die ik tref loopt de andere kant op. Een groet en hij is weer verdwenen. Ik ervaar ook weer behulpzame mensen. Als ik nog een keer de weg vraag aan een man die in zijn tuin bezig is, krijg ik niet alleen uitgebreid antwoord. Hij bied vervolgens ook water aan. Als ik zeg dat ik nog water genoeg heb, vraagt hij of het nog wel koud genoeg is. Tenslotte gooi ik het water wat ik nog heb weg en de man vult hem met vers, koud water.rond 16.30 uur bereik ik Sobrado dos Monxes. In het klooster Santa Maria de Sobrado krijg ik een bed. Sinds de Middeleeuwen worden hier pelgrims opgevangen. Het is van de Benedictijnen, waarvan er nog een aantal in dit klooster zijn. Buiten het klooster is een pleintje waaraan wat bars zitten. Bij een ervan ga ik wat eten. Ze hebben ook wifi dus kan ik de verhalen van de laatste dagen versturen. Na het eten wil ik wat drinken bestellen. Tot mijn schrik zie ik dat het al over 22.00 uur is, de tijd dat het klooster sluit. Ik betaal en ren naar het klooster. Alles is donker en dicht. Ik bonk op alle ramen en deuren maar er komt geen reactie. Plotseling zie ik aan de zijkant het schijnsel van koplampen. Ik zie een auto door een hek naar buiten komen. Als ik hem aanhoud blijkt het een burgermedewerker die naar huis gaat. Hij heeft geen mogelijkheid me binnen te laten. Hij laat me in elk geval het hek binnen zodat ik op het terrein ben. Ik ga verder zoeken maar kom weer voor een hek te staan. Lager waardoor ik er over kan klimmen. Dan zie ik een deur op een kier staan. Als ik binnen ga, kom ik bij een grote keuken. Daar tref ik een jonge man. Als ik vraag of hij me de herberg binnen kan laten zegt hij dat alleen de monniken dat kunnen en die slapen. Na wat soebatten doet hij het laatste hek open en deelt hij mee dat er nog een herberg is en ook een hotel. Ik loop weer terug om het gebouw heen. Plotseling zie ik een jong stelletje op de grond naast een deur zitten. De deur is open. Ik aarzel niet en ga naar binnen. Ik sta in een eetzaal waar nog mensen zitten. Ik vraag hoe ik in de herberg kom. Ze wijzen op een deur. Deze geeft toegang tot de kloosterhof waaraan de herberg ligt. Ik ga naar mijn kamer waar het donker is en iedereen al slaapt. Op de tast vind ik mijn bed. Het duurt even voordat mijn hartslag is gedaald tot het niveau om in slaap te kunnen vallen.
Geef een reactie